Hoe de bodem voeden met lage fosfaatnormen en hoge kunstmestprijzen?

Onderzoek biedt 8 handvaten voor optimale bemestingsstrategie vanuit principes biologische landbouw

De verlaagde fosforbemestingsnormen sinds het vijfde mestactieplan, een hoge fosforvoorraad in vele Vlaamse percelen en de verhoogde kunstmestprijzen stellen de hele landbouw, en specifiek de biolandbouw, voor een grote uitdaging. Hoe kunnen we de bodem voldoende voeden, zonder het milieu aan te tasten?

In opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij deden onderzoekers van het ILVO, de UGent, Inagro, Pcfruit en de Bodemkundige Dienst België een reeks proeven, een literatuurstudie en een benchmark met het buitenland. Uit dat onderzoek kwamen 8 goede prakijken voor duurzame bemesting naar voren.

Doen: Schakel groenbedekkermengsels met vlinderbloemigen in bij de gewasrotatie

Om reststikstof op te nemen uit de bodem is het inschakelen van groenbedekkers als vanggewas in de teeltrotatie al een goed ingeburgerde praktijk. Bovendien brengen groenbedekkers ook effectieve organische stof aan zonder externe aanvoer van fosfor.

Bij de keuze van een groenbedekker is een soortenrijk mengsel aangewezen. Dat levert betere resultaten dan een tweeledig mengsel of een enkelvoudige groenbedekker. Een mengsel met een vlinderbloemige soort is ideaal, omdat die groenbedekker behalve organische stof ook stikstof aanvoert.

Groenbedekkermengsels kunnen dus een positieve impact hebben op de stikstofbeschikbaarheid in de bodem en zelfs op de ontwikkeling van de volgteelt. Droge weersomstandigheden, te late zaai of een ongeschikt zaaimoment kunnen dat effect echter verzwakken. Ook het inwerken van de groenbedekker moet goed gebeuren om de ontwikkeling van het volggewas niet te belemmeren. Rekening houden met de stikstoflevering uit de ondergewerkte groenbedekker is nodig voor een juiste dosering van de stikstofbemesting. Ervaring en kennis zijn dus belangrijk om het bemestende en bodemverbeterende potentieel van een groenbedekker(mengsel) ten volle te benutten.

Koen Willekens (ILVO): “Ook voor de benutting van reststikstof na de hoofdteelt is een groenbedekkermengsel met vlinderbloemige geschikt. Uit onze proeven blijkt geen verhoogd risico op overschrijding van de norm voor het nitraatstikstofresidu.”

Doen: Zaai tijdelijke grasklaver als rustgewas

Grasklaver is een ideaal rustgewas in rotaties met groenten en voedergewassen. De intensieve beworteling brengt veel organische stof aan en de klaver bindt stikstof uit de lucht, opnieuw zonder externe input van fosfor. Wanneer de volgteelt geen vroege teelt is moet de grasklaver in het voorjaar gescheurd worden. Omdat na het scheuren veel stikstof vrijkomt, is het wenselijk om een stikstofbehoeftig gewas te laten volgen.

Bij scheuren in het najaar, in functie van een vroege teelt in het voorjaar, moet een groenbedekker ingezaaid worden als vanggewas. Wintergraan kan ook een volgteelt zijn van een in het najaar gescheurde grasklaver. Het is niet aangewezen veel dierlijke mest aan te voeren na een tijdelijke grasklaver, want dan is er een risico op een te hoog nitraatstikstofresidu. Wanneer landbouwers de grasklaver in het najaar moeten vernietigen, draagt het ondiep inwerken ervan bij tot het verminderen van de stikstofvrijstelling en het verlagen van het risico op uitspoeling van nitraat.

Doen: Overweeg vlinderbloemige als hoofdteelt

Vlinderbloemigen hebben geen of slechts weinig externe stikstofbemesting nodig. Ook de nateelt kan profiteren van de reststikstof die via de gewasresten in de bodem beschikbaar komt. Via hun stikstofbindend vermogen dragen vlinderbloemigen bovendien bij aan de opbouw van bodemorganische stof. Dat geldt zeker voor meerjarige, diep wortelende vlinderbloemige teelten zoals luzerne. Mengteelten met grassen of granen zijn interessant omwille van de opbrengststabiliteit, rijkere boven- en ondergrondse biodiversiteit en het kleinere risico op een te hoog nitraatstikstofresidu. Na een monoteelt vlinderbloemige is het sowieso wenselijk een vanggewas te laten volgen. Ook fixeert een vlinderbloemige door de concurrentie om bodemstikstof in een mengteelt, meer atmosferische stikstof dan in een monoteelt.

Doen: Bemest op maat en kijk daarbij naar het stikstofmineralisatiepotentieel

Het stikstofmineralisatiepotentieel van de bodem is de hoeveelheid stikstof die potentieel vrijgesteld wordt bij afbraak van bodemorganische stof door het bodemleven. Het stikstofmineralisatiepotentieel verschilt sterk van perceel tot perceel. Het koolstofgehalte dat aanwezig is in de bodem speelt daarbij een doorslaggevende rol. Hoe hoger het koolstofgehalte in de bodem, hoe hoger het stikstofmineralisatiepotentieel.

Stalmest of compost dragen bij aan de opbouw van het koolstofgehalte in de bodem. Herhaalde toepassing verhoogt het stikstofmineralisatiepotentieel van de bodem. Organische bemesting voedt het bodemleven. Een divers en actief bodemleven draagt bij aan een goede bodemkwaliteit en zorgt ervoor dat voedingsstoffen (zoals stikstof) uit het organisch materiaal worden vrijgesteld.

Niet overal is de behoefte aan organische basisbemesting even groot, en niet alle types bemesting hebben eenzelfde stikstofwerking. Compost heeft bijvoorbeeld een geringere eerstejaarsstikstofwerking dan stalmest.Stem dus goed af wat, hoe, wanneer en hoeveel je bemest op de behoefte van het gewas en kijk daarbij vooral ook naar het stikstofmineralisatiepotentieel van de bodem.


Koen Willekens (ILVO): “In advisering moet ook het stikstofmineralisatiepotentieel in rekening worden gebracht. Dat potentieel is gerelateerd aan de algemene bodemconditie. Een adviessysteem dat zich in hoofdzaak baseert op gewasbehoefte en minerale stikstofvoorraad blijkt niet geschikt te zijn voor een biologisch teeltsysteem.”

Doen: Voer in boomgaarden de snede van groenbedekkers aan op de zwartstrook

In boomgaarden kan het maaisel van de groenstrook (meermaals) aangevoerd worden op de zwartstrook om organische stof op te bouwen en in voldoende stikstof te voorzien, zonder extra fosfor aan te brengen. Het maaisel stimuleert ook het bodemleven en heeft een positief effect op de bodemstructuur. Afhankelijk van het type groenbedekker dat uit de groenstrook wordt aangevoerd, is de stikstofinput in de zwartstrook hoger of lager. Een meerjarige grasklaver scoort ook hier relatief goed en heeft als voordeel dat de zode stevig genoeg is om over te rijden. Wanneer de bomen een hoge stikstofbehoefte kennen voor blad- en vruchtontwikkeling in het voorjaar, kan het nodig zijn om extra stikstof aan te voeren in de vorm van snelwerkende organische meststoffen. Stikstofvrijstelling uit bodemorganische stof verloopt immers trager bij de nog lage voorjaarstemperaturen. Biologische fruittelers kiezen ook dan bij voorkeur voor meststoffen met lage fosforinhoud.

Maaisel van groenbedekkers voert behalve stikstof ook kalium aan in de zwartstrook. Bij appel is waakzaamheid geboden, omdat te hoge kaliumgehaltes in de bodem een calciumtekort kunnen veroorzaken in de vruchten (‘stip’).

Doen: Werk in boomgaarden compost of champost (oppervlakkig) in

In de meeste boomgaarden is het bodemorganische stofgehalte aan de lage kant. Dat komt omdat het niet eenvoudig is om enkel via de bemesting het organische stofgehalte in de zwartstrook op peil te houden. Grotere hoeveelheden organisch materiaal aanbrengen bij heraanplant is een mogelijkheid, maar bij de dosering moeten telers wel rekening houden met de stikstofwerking van de aangebrachte bemestingsvormen om stikstofverliezen door uitspoeling te beperken.

Compost is daarbij -omwille van een beperktere stikstofwerking- te verkiezen boven stalmest en champost. Voor een basisbemesting tijdens de teelt zijn al deze bemestingsvormen een optie. Compost en champost laten zich bij schoffelen makkelijker inwerken. Het risico op verlies aan stikstof door vervluchtiging is daarbij ook geringer dan bij stalmest.

Doen: Herintegreer plantaardige en dierlijke productie

De meest omvangrijke maatregel die in het rapport naar voren wordt geschoven, is het samenbrengen van plantaardige en dierlijke productie, met het oog op een optimale nutriëntenkringloop en een hogere bodemvruchtbaarheid. Dat kan zowel op bedrijfsniveau, door doordachte teeltrotatie, als door samenwerking tussen bedrijven.

Bijvoorbeeld, biologische veebedrijven met tijdelijke grasklaver en mengteelten met vlinderbloemige component in de rotatie, kunnen gemakkelijker een overschot aan bodemkwaliteit en stikstofleverend vermogen opbouwen die nuttig kan zijn voor bedrijven met akkerbouw en/of groenteteelt. Zo kunnen veebedrijven mest afstaan of kunnen er door perceelsruil akker- of tuinbouwteelten ingepast worden in een rotatie met voerdergewassen, of omgekeerd.

De integratie van dierlijke en plantaardige productie brengt een hogere zelfvoorzieningsgraad van stikstof en organische stof met zich mee, en dus een mindere afhankelijkheid aan externe bemestingsproducten. Een belangrijke voorwaarde is wel dat de bedrijven die op die manier samenwerken dicht bij elkaar gelegen zijn, dat zij billijke afspraken kunnen maken over prijzen en vergoedingen, en dat het gaat om een lange termijnsamenwerking gestoeld op vertrouwen. ​

Doen: Reduceer de bodembewerking

Minder intensief, minder vaak en minder diep de bodem bewerken is gunstig voor de algemene bodemkwaliteit, maar ook voor het behoud van plantenvoedingsstoffen. Intensieve bodembewerking kan immers leiden tot overmatige afbraak van bodemorganische stof en te sterke vrijstelling van stikstof. Bijkomende voordelen zijn energiebesparing tijdens het veldwerk en minder snelle uitdroging van de bodem in droge jaren. Gereduceerde bodembewerking vraagt een aanpassing van het machinepark en meer aandacht van de teler voor een aangepaste gewasopvolging en bemesting.

Lees de blog van het Agro-ecologisch platform Hansbeke voor meer info over proeven met aangepast machinepark.

Bekijk op de VLM-website meer informatie over de studie.

 

Leen Van den Bergh

Woordvoerder VLM

 

 

 

 

Persberichten in je mailbox

Door op "Inschrijven" te klikken, bevestig ik dat ik het Privacybeleid gelezen heb en ermee akkoord ga.

Over Vlaamse Landmaatschappij

De NV Vlaamse Landmaatschappij is een Extern Verzelfstandigd Agentschap van de Vlaamse overheid onder de bevoegdheid van de Vlaams minister van Vlaams minister van Omgeving en Landbouw en van de Vlaams minister van Binnenland, Steden- & Plattelandsbeleid, Samenleven, Integratie & Inburgering, Bestuurszaken, Sociale Economie en Zeevisserij.  

Voor de Vlaamse Landmaatschappij zijn een veerkrachtige open ruimte vol leven en een dynamisch platteland het antwoord op uitdagingen als de verstedelijking, de klimaatverandering en de achteruitgang van de biodiversiteit. We versterken de open ruimte en het platteland door te investeren in bodem- en waterkwaliteit, biodiversiteit, ruimte voor voedsel en sociale cohesie. We zorgen voor een kwaliteitsvol landschap en een gezonde omgeving, waar het goed is om te leven en te werken en waar er ruimte is voor ontspanning. 

Samen met lokale en bovenlokale belanghebbenden geven we het openruimtebeleid, het plattelandsbeleid en het mestbeleid vorm en voeren we het uit op het terrein. Zo dragen we samen met onze partners bij aan de realisatie van de Europese en Vlaamse natuur-, plattelands- en milieudoelen.

De VLM werd opgericht in 1988 en stelt ongeveer 600 personeelsleden te werk via 6 kantoren te Brugge, Gent, Brussel, Leuven, Herentals en Hasselt.

De foto's in onze perskamer zijn eigendom van de Vlaamse Landmaatschappij. Het gebruik van die foto's is toegestaan mits bronvermelding (copyright Vlaamse Landmaatschappij).

Neem contact op met