Mestbank optimaliseert referentiepercentage vanggewassen
27 september 2019
Bij het bepalen van het referentiepercentage vanggewassen, werd geen rekening gehouden met de inzaaidatums van de vanggewassen in het verleden. Hierdoor werd de referentie voor het inzaaien van vanggewassen bij veel landbouwers te hoog ingeschat. De Mestbank past het referentiepercentage later dit jaar aan, door een correctiefactor toe te passen.
MAP 6 zet sterk in op de inzaai van vanggewassen, om de uitspoeling van nitraten uit de bodem te vermijden. Bij het uitwerken van de vanggewasverplichting, is ervoor gekozen om alle landbouwers in de gebieden met een slechte waterkwaliteit extra inspanningen te laten leveren. Deze zomer berekende de Mestbank voor het eerst hoeveel vanggewassen landbouwers moeten inzaaien. De Mestbank heeft conform het decreet gekeken hoeveel vanggewassen landbouwers de laatste drie jaren hebben ingezaaid op percelen die daarvoor in aanmerking kwamen. Dat cijfer is het referentiepercentage. Het berekende referentiepercentage geldt voor de volledige looptijd van MAP 6 en vormt de basis om het jaarlijkse doelareaal te berekenen.
Vanggewassen moeten tijdig worden ingezaaid, als ze effect willen hebben. Daarom legt MAP 6 uiterste inzaaidatums op voor vanggewassen. Voor de nitraatgevoelige hoofdteelten moet het vanggewas ingezaaid zijn uiterlijk 15 september, voor niet-vroege aardappelen en maïs is dat 15 oktober. Voor de laag-risico nateelten is er geen uiterste inzaaidatum.
Omdat op de verzamelaanvragen van de referentiejaren 2016, 2017 en 2018 geen inzaaidatums van de vanggewassen vermeld werden, is het referentiepercentage berekend op basis van het volledige areaal vanggewassen. Die methodiek heeft voor bepaalde teeltcombinaties geleid tot een overschatting van het areaal tijdig ingezaaide vanggewassen in de referentieperiode. Het is immers onwaarschijnlijk dat de vanggewassen na laat geoogste teelten tijdig werden ingezaaid. Daarom zal de Mestbank het referentiepercentage vanggewassen voor een aantal teeltcombinaties nu herberekenen. Het gaat over korrelmaïs, silomaïs, niet-vroege aardappelen en late uien, gevolgd door vanggewassen. Voor die teelten, zal het referentiepercentage worden vermenigvuldigd met een correctiefactor.
Tabel: teelt met bijhorende correctiefactor
teelt, gevolgd door vanggewas | correctiefactor voor referentiepercentage |
korrelmaïs | 0 |
silomaïs | 0,6 |
niet-vroege aardappelen | 0,45 |
late uien | 0,25 |
De Mestbank berekent in de loop van december voor elke betrokken landbouwer een aangepast referentiepercentage en doelareaal. Zodra die gegevens beschikbaar zijn, worden ze gepubliceerd op het Mestbankloket.
Het gerealiseerde areaal vanggewassen moet groter zijn dan of gelijk zijn aan het doelareaal. De volgende gewascombinaties tellen mee om het gerealiseerde areaal te bepalen:
- tijdelijk grasland
- teelten waarna uiterlijk 15 september een vanggewas ingezaaid werd
- niet-vroege aardappelen en maïs waarna uiterlijk 15 oktober een vanggewas ingezaaid werd
- maïs met onderzaai gras
- niet-nitraatgevoelige hoofdteelten gevolgd door een laag-risico nateelt