"Publieke landbouwgronden zijn van grote strategische waarde"
19 december 2024
In de Expo “Gentse Gronden” die liep van maart tot september documenteerde het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) samen met het Stadsmuseum Gent (STAM) de lange geschiedenis van de landbouwgronden van het Gentse OCMW. Na eeuwenlange stabiliteit begon het OCMW enkele decennia geleden met een geleidelijke maar structurele verkoop van haar gronden om met de opbrengsten bijvoorbeeld woonzorgcentra te bouwen. Zo is het grondbezit van het Gentse OCMW gedaald van ruim 5000 hectare in 1960 naar ongeveer 1800 hectare vandaag.
Dat is stof voor een lang en boeiend gesprek met ILVO-onderzoeker Hans Vandermaelen en Griet Celen, VLM-afdelingshoofd Landinrichting en Grondenbank, over de toekomst van publieke landbouwgronden in Vlaanderen.
Hans, de evolutie van de Gentse gronden is niet zomaar een fait divers?
Hans: Neen, het is een trend in heel Vlaanderen dat met name OCMW’s en kerkfabrieken landbouwgrond verkopen die zij en hun voorgangers eeuwenlang in bezit hadden en aan landbouwers verpachtten. Op bijna 20 jaar tijd daalde hun grondbezit met respectievelijk 30 en 10%. Voor landbouwers was pachten van een openbare instelling tot voor enkele decennia zeer gunstig. Van vader op zoon werd de overtuiging doorgegeven: “Publieke instellingen verkopen niet en sterven niet”. Publieke gronden waren een stabiele basis voor een landbouwbedrijf. Dat is sterk veranderd op het moment dat publieke instellingen hun gronden zijn beginnen verkopen. Wat eeuwenlang een bron van zekerheid was, werd plots een bron van onzekerheid. Voor landbouwers die publieke grond bewerken, dreigt bij verkoop altijd het gevaar om toegang tot grond te verliezen. En dan komt al gauw het hele bedrijf in gevaar.
We mogen dit dus niet als een individueel probleem van sommige landbouwers beschouwen?
Hans: Wij hebben die oefening gemaakt. 1 op 5 beroepslandbouwers in Vlaanderen en Brussel heeft meer dan 10% publieke grond in het areaal zitten. Dat is een cijfer waar wij zelf enorm van zijn geschrokken. We spreken niet van een randfenomeen dat een handvol landbouwers treft. Het gaat over het fundament van 1 op 5 landbouwbedrijven. De manier waarop publieke instellingen met hun gronden zullen omgaan, zal mee hun toekomst bepalen. Landbouwers die vandaag publieke gronden pachten, zitten met veel vragen: hoe lang kan ik deze grond nog gebruiken? heb ik nog toekomst en kan ik nog investeren als de basis van mijn bedrijf, namelijk de grond of een deel ervan, onzeker is? Als die gronden verkocht worden aan de hoogstbiedende, is de landbouwer vaak de pineut en eindigt vaak het landbouwgebruik. Vandaar dat ik consequent spreek van een treurig perspectief voor de Vlaamse landbouw, als de huidige trend niet wordt gekeerd.
Wat doet de overheid?
Hans: Overheden hebben een actief grondbeleid voor heel veel beleidsdoelstellingen. Ze kopen gronden om wegen aan te leggen, om natuur te creëren en water te bufferen, voor industrieterreinen en haveninfrastructuur, voor recreatie- en sportterreinen, voor sociale woningen, ziekenhuizen… maar niet voor landbouwdoeleinden.
Griet: Ik kan dat volledig beamen. De VLM heeft de Vlaamse Grondenbank ter beschikking om een grondbeleid te voeren. We zien dat er een grondbeleid is, en dus financiering, voor alle sectoren, maar niet voor landbouw. De Grondenbank heeft geen budget om een actief beleid te voeren gericht op landbouwversterking. Er is wel een flankerend landbouwbeleid: we zoeken en kopen gronden om landbouwers ruilgrond aan te bieden als ze getroffen zijn door overheidsprojecten voor de realisatie van natuur, waterbuffering, havenuitbreiding en dergelijke.
Hans: En dat is best opmerkelijk, want in tegenstelling tot andere beleidsdomeinen zou een grondenbank voor landbouw niet van nul moeten vertrekken. Er is nog 53.000 hectare publieke landbouwgrond. Die grond dreigen we in sneltempo te verliezen, terwijl hij een grote strategische waarde heeft. Want als je als overheid grond in handen hebt, dan heb je ook een beleidsinstrument in handen. Je kunt de grond inzetten om aan de toekomst van de landbouw te werken.
Hoe dan wel?
Griet: Via de Vlaamse Grondenbank kan de VLM zorgen dat landbouwers de overheidsgronden kunnen blijven gebruiken. Daar is dan wel extra financiering voor nodig, en uiteraard moet het beleidskader uitgetekend worden.
Hoe moeten we ons dat in de praktijk voorstellen?
Hans: Dat is een debat dat nu volop gevoerd kan worden. Persoonlijk denk ik dat je een onderscheid moet maken tussen gronden met een actieve gebruiker en gronden die vrijkomen. In het eerste geval denk ik dat een landbouwgrondenbeleid vooral gericht zou moeten zijn op zekerheid bieden. De landbouwers die publieke gronden bewerken, snakken immers naar die zekerheid. Eenzijdig voorwaarden opleggen aan die landbouwers is juridisch moeilijk, en je bereikt er ook weinig mee. De beste garantie op het verduurzamen van die landbouwbedrijven is ze eerst en vooral zekerheid bieden. Als openbare instellingen hun gronden tóch willen verkopen, zou de Vlaamse Grondenbank kunnen vermijden dat ze zomaar en zonder debat uit publieke handen verdwijnen.
In het tweede geval spreken we over gronden die vrijkomen. Door de huidige pensioneringsgolf in de landbouw komen veel gronden vrij. Dat biedt een unieke kans om ze opnieuw doelgericht in te zetten, gekoppeld aan landbouwdoelen en andere maatschappelijke doelen. Ik denk aan zij-instromers in de landbouwsector op zoek naar grond, en ook aan landbouwers die willen verduurzamen. Zij zouden enorm gebaat zijn bij toegang tot die vrijgekomen gronden. Er bestaan al een paar mooie pilootprojecten, maar dat zou veel structureler uitgerold kunnen worden in heel Vlaanderen. Ook daar zou een grondenbank een cruciale rol in kunnen spelen, bijvoorbeeld door kleine OCMW’s en kerkfabrieken die dat willen, te ontzorgen. Door bepaalde aspecten zoals het beheer van de gronden, het opstellen van contracten, het lanceren van oproepen en het beoordelen van projectvoorstellen van landbouwers collectiever aan te pakken. In beide gevallen is het cruciaal om landbouwers een langetermijnperspectief te geven.
Griet: Helemaal akkoord. Vrijgekomen gronden kunnen we als overheid aanbieden aan andere lokale landbouwers, en zeker aan jonge starters of nieuwkomers. Met een duidelijk beleidskader kun je als overheid aan de geïnteresseerde landbouwers vragen op welke manier ze de gronden willen gebruiken. Je kunt dan de creativiteit en het ondernemerschap laten spelen. Als de doelen van de landbouwers passen in de duurzame landbouwvisie van de overheid, kun je de gronden in gebruik geven. Dat is wat Spanje wil doen: jonge landbouwers en zij-instromers kansen geven. Dat zijn mensen die met veel motivatie maar vaak zonder gronden in de sector stappen.
Met die ideeën gaat de VLM heel concreet aan de slag. Zo stellen we in Vremde via het landinrichtingsproject Antwerpse Zuidrand grond ter beschikking van een startende klimaatboerderij. Wat grootschaliger zijn onze plannen in de Westhoek. We hebben daar een behoorlijke grondreserve opgebouwd voor de landbouw in de omgeving van Alveringem en Lo-Reninge. De oorspronkelijk geplande ruilverkaveling is stopgezet, en we willen die gronden nu actief inzetten om het landbouwlandschap klimaatbestendig te maken: zorgen dat er voldoende water ter beschikking is, en overstromingen voorkomen. Ook de provincie, gemeenten en andere agentschappen hebben hier gronden. Met die gronden zou de Grondenbank landbouwers een langetermijnperspectief kunnen geven. We willen hen meenemen in een gebiedsgerichte, duurzame landbouwvisie, door met hen in gesprek te gaan: wat is voor hun bedrijf mogelijk? welke richting willen zij uit? wat is de marsrichting voor de landbouw in dit gebied voor de lange termijn? hoe kunnen wij als overheid bijdragen om die te realiseren met toekomstgerichte bedrijven? We mogen daar best ambitieus in zijn. Als het gaat om duurzame en klimaatbestendige bedrijfsvoering, oogst je als maatschappij ook positieve effecten op het vlak van water en natuur. Dat is win-win.
Hans: Ik denk dat minstens een deel van de landbouwers daar ook op zitten te wachten. Vaak geven ze zelf aan dat hun bedrijf niet de weerspiegeling is van hun wensen of dromen. Veel landbouwers willen graag duurzamer werken, maar slagen er niet in omdat ze te veel hindernissen en te weinig steun ervaren.
Griet: Uit onze werking in de Westhoek kunnen we dan leren hoe we een grotere grondenbankwerking in Vlaanderen vorm kunnen geven: wat werkt, wat werkt niet? hoe spelen landbouwers in op ons aanbod, hoe lang moeten contracten lopen, wat is de beste aanpak?
Hans: Dat is inderdaad de vraag: hoe organiseer je als overheid zo’n proces? Een gemiddeld OCMW heeft niet de expertise om landbouwtransitie te faciliteren. Hoe kunnen we dat collectiever organiseren en die instellingen ontzorgen? Er is op dit moment geen aanbod naar lokale besturen die hun gronden willen behouden, maar steun willen bij het beheer. De Vlaamse of andere bovenlokale overheden zouden de optie kunnen aanbieden om het beheer over te nemen.
Wat tegen zo’n systeem kan pleiten, is dat dit soms een grote inzet van gemeenschapsgelden vergt.
Hans: Als je over de kostprijs van een landbouwgrondenbeleid wil spreken, dan moet je het ook over de kostprijs hebben van een landbouwbeleid zonder grondposities. Aan de slag gaan met publieke landbouwgrond zou wel eens de goedkoopste manier kunnen zijn om beleidsdoelen te realiseren. Deze gronden zijn al in publieke handen en de beheerkosten worden gedekt door de jaarlijkse opbrengsten uit gebruik. Uiteraard liggen niet alle publieke gronden op de meest interessante plekken, maar zolang je grondposities hebt als overheid, kan je ook ruilen.
Aan de publieke gronden hangt bovendien ook een belangrijk multiplicatoreffect. Landbouwbedrijven die publieke grond bewerken, werken meestal ook een stuk op private grond. Als je via de publieke gronden aan een duurzame landbouwtoekomst werkt, dan mag je de effecten daarvan ook verwachten op die private gronden. Tellen we bij de publieke gronden ook de private gronden die de betrokken landbouwers bewerken, dan komen we op een kwart van de volledige landbouwgebruiksruimte! Er zijn weinig beleidsinstrumenten met zo’n grote ruimtelijke doorwerking.
Griet: Iedereen wist wel dat kerkfabrieken en OCMW’s bezig zijn gronden te verkopen. Maar ILVO heeft nu met cijfers de omvang en de impact daarvan blootgelegd en dat heeft bij velen de ogen geopend. Het is tijd om de trend om te buigen naar een duurzaam en rendabel toekomstperspectief voor de landbouw. Er zitten aanknopingspunten in het regeerakkoord en in de beleidsnota’s omgeving én land- en tuinbouw van minister Brouns. Zo zullen de grondprijzen moeten worden gemonitord om speculatie te kunnen tegengaan en zal de minister verschillende mogelijkheden onderzoeken voor een grondbeleid in functie van landbouw.
We hebben al het instrument van de Vlaamse Grondenbank. Een bijkomende budgetlijn zou ons toestaan om, wanneer we met de Vlaamse Grondenbank gronden kopen van een OCMW, die in te zetten voor landbouw. We kunnen daarvoor inspiratie vinden in het buitenland en in Wallonië.
Hans: Wallonië ontzorgt bijvoorbeeld lokale besturen die dat willen bij het beheer van hun gronden. Bovendien hebben onze Waalse buren ook een grondobservatorium waarmee ze grondmobiliteit en ook de prijs van landbouwgrond grondig bestuderen. In Vlaanderen hebben we dat nog niet. Als we meer wetenschappelijk inzicht zouden hebben in wat er op de private grondenmarkt in Vlaanderen gebeurt, zou het draagvlak om met de publieke landbouwgronden aan de slag gaan wellicht sterk toenemen.
Meer info
- Breng een digitaal bezoek aan de expo “Gentse Gronden".
- Hans Vandermaelen, Glenn Willems en Elke Vanempten, Publieke gronden in Vlaanderen en Brussel, ILVO, 2024