Verscherpte bemestingsrechten op percelen in gebiedstypes 2 en 3

Enkel wie bemestingsrechten heeft én hoofdteelt verbouwt mag nog bemesten

Omdat de waterkwaliteit in Vlaanderen niet overal gelijk is, zet het zesde mestactieplan (MAP 6), sterk in op een gebiedsgerichte aanpak. Dit jaar gaat op de percelen in gebiedstype 2 en 3, een nieuwe maatregel in. Die houdt in dat bemesten slechts toegestaan is als de landbouwer die het perceel gebruikt op 1 januari en dus de bemestingsrechten heeft, ook de hoofdteelt verbouwt. Met die nieuwe maatregel kan de landbouwer er beter op toezien dat de bemesting oordeelkundig gebeurt.

Wat betekent die nieuwe maatregel concreet?

De landbouwer die een perceel in de verzamelaanvraag aangeeft op 1 januari en dus de bemestingsrechten heeft, moet ook de hoofdteelt op het perceel verbouwen. De hoofdteelt is de teelt die op 31 mei op het perceel staat. Als de landbouwer die het perceel aangeeft op de verzamelaanvraag op 1 januari en 31 mei niet dezelfde is, mag het perceel heel het jaar niet bemest worden met dierlijke mest, kunstmest en andere meststoffen.

De Mestbank baseert zich op de verzamelaanvraag van 2020, om de toepassing van die nieuwe maatregel te controleren. Bij het invullen van de verzamelaanvraag op het e-loket, worden de landbouwers gewezen op de gevolgen van de maatregel als de landbouwer die het perceel aangeeft op 1 januari en 31 mei niet dezelfde is.

Waarom deze nieuwe maatregel?

Het is logischer dat de verantwoordelijkheid voor de bemesting bij de landbouwer van de hoofdteelt ligt, omdat hij de vruchten draagt van de bemesting. Er zal op die manier zorgvuldiger bemest worden volgens het 4J-principe (juiste tijdstip, juiste dosis, juiste mestsoort en juiste bemestingstechniek). Zeker in gebiedstype 2 en 3 waar nog een grote verbetering van de waterkwaliteit nodig is, is dat van groot belang. De metingen in het najaar hebben immers aangetoond dat er hogere nitraatresidu’s op een perceel achterblijven, als de landbouwer met de bemestingsrechten niet de hoofdteelt verbouwt.

Kan een landbouwer een vrijstelling aanvragen voor deze maatregel?

Voor sommige gebiedsgerichte maatregelen kan een vrijstelling worden verkregen onder bepaalde voorwaarden. Voor deze maatregel kan echter niemand een vrijstelling verkrijgen. Niet op basis van een goede evaluatie van het nitraatresidu op bedrijfsniveau, noch door het toepassen van een equivalente maatregel.

Waarop moeten landbouwers met een cultuurcontract letten?

In gebiedstype 2 en 3 kan nog steeds gewerkt worden met cultuurcontracten. Landbouwers met een cultuurcontract maken het best wel goede afspraken met de andere landbouwer. Wie geeft het perceel aan en voor welke periode(s)?

Als er bijvoorbeeld, in gebiedstype 2 of 3, een cultuurcontract wordt afgesloten voor de hoofdteelt aardappelen, dan moet de huurder het perceel aangeven op 1 januari en 31 mei. De huurder verbouwt immers de hoofdteelt op het perceel en moet dus ook over de bemestingsrechten beschikken, anders mag er niet bemest worden op het perceel. Bij een cultuurcontract moet de verhuurder de bemestings- en voorbereidingswerken uitvoeren. De verhuurder kan de bemesting uitvoeren op het perceel door gebruik te maken van transportdocumenten (MAD, burenregeling). De verhuurder kan ook betalingsrechten activeren op het perceel als hij het perceel ter beschikking heeft op 30 april. De betalingsrechten kunnen indien nodig ook verhuurd worden aan de huurder van het perceel. Na de oogst van de hoofdteelt neemt de verhuurder het perceel weer over en hij kan dan eventueel instaan voor de vanggewasverplichting van de huurder. De verantwoordelijkheid blijft evenwel bij de huurder, die de rechten en plichten in het kader van het Mestdecreet heeft en dus de correcte vanggewassen of nateelten moet aangeven in de verzamelaanvraag. Het perceel kan in dit voorbeeld niet gebruikt worden om te voldoen aan Ecologisch Aandachtsgebied (EAG) of aangegeven worden voor bepaalde agromilieumaatregelen aangezien niet voldaan kan worden aan de verplichte gebruiksperiode.

In alle gevallen is het belangrijk om de bemesting af te stemmen op het gewas en het perceel, om nutriëntenverliezen te vermijden. Landbouwers die goede afspraken maken en zich eraan houden, werken mee aan de verbetering van de waterkwaliteit.

De informatie over deze maatregel vindt u ook op de VLM-website terug.

Els Seghers

adjunct-woordvoerder

Sabine De Mulder

Diensthoofd Dataverwerking en -analyse

Persberichten in je mailbox

Door op "Inschrijven" te klikken, bevestig ik dat ik het Privacybeleid gelezen heb en ermee akkoord ga.

Over Vlaamse Landmaatschappij

De NV Vlaamse Landmaatschappij is een Extern Verzelfstandigd Agentschap van de Vlaamse overheid onder de bevoegdheid van de Vlaams minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.  

Voor de Vlaamse Landmaatschappij zijn een veerkrachtige open ruimte vol leven en een dynamisch platteland het antwoord op uitdagingen als de verstedelijking, de klimaatverandering en de achteruitgang van de biodiversiteit. We versterken de open ruimte en het platteland door te investeren in bodem- en waterkwaliteit, biodiversiteit, ruimte voor voedsel en sociale cohesie. We zorgen voor een kwaliteitsvol landschap en een gezonde omgeving, waar het goed is om te leven en te werken en waar er ruimte is voor ontspanning. 

Samen met lokale en bovenlokale belanghebbenden geven we het openruimtebeleid, het plattelandsbeleid en het mestbeleid vorm en voeren we het uit op het terrein. Zo dragen we samen met onze partners bij aan de realisatie van de Europese en Vlaamse natuur-, plattelands- en milieudoelen.

De VLM werd opgericht in 1988 en stelt ongeveer 600 personeelsleden te werk via 6 kantoren te Brugge, Gent, Brussel, Leuven, Herentals en Hasselt.

De foto's in onze perskamer zijn eigendom van de Vlaamse Landmaatschappij. Het gebruik van die foto's is toegestaan mits bronvermelding (copyright Vlaamse Landmaatschappij).

Contact