Vier equivalente maatregelen als alternatief voor vanggewasverplichting en lagere bemestingsnormen

Landbouwers kunnen ook dit jaar equivalente maatregelen toepassen als alternatief voor de gebiedsgerichte maatregelen in gebiedstype 2 en 3. In 2021 kunnen landbouwers kiezen voor de volgende 4 equivalente maatregelen:

  1. niet-nitraatgevoelige teelten als hoofdteelt
  2. wintergranen na nitraatgevoelige hoofdteelt
  3. inzaai onbeteelde stroken
  4. afvoer oogstresten


Nieuw is dat aan de equivalente maatregelen een gewicht toegekend wordt. De mate waarin de maatregelen stikstofverliezen beperken, bepaalt het gewicht ervan. De totale gerealiseerde reductie van de stikstofverliezen via de equivalente maatregelen moet even groot zijn als via het toepassen van de gebiedsgerichte maatregelen in gebiedstype 2 en 3.

Hieronder vindt u meer info over de equivalente maatregelen, de voorwaarden om ze toe te passen en de gewichten die eraan worden toegekend. Ook leggen we uit hoe de aanvraag precies in zijn werk gaat.


Wat zijn equivalente maatregelen?
Landbouwers moeten in uitvoering van MAP 6 op percelen in gebiedstype 2 en 3 een aantal maatregelen toepassen om de waterkwaliteit te verbeteren. Voor het verplicht inzaaien van vanggewassen en het toepassen van verstrengde bemestingsnormen kunnen ze equivalente maatregelen inzetten.


Wat houdt het toepassen van de equivalente maatregelen in?
Hieronder sommen we per equivalente maatregel de belangrijkste voorwaarden op. Meer gedetailleerde voorwaarden vindt u binnenkort op de VLM-website.
 

1. Niet-nitraatgevoelige teelten als hoofdteelt

Niet-nitraatgevoelige teelten nemen efficiënt stikstof op en laten globaal lage nitraatresiduwaarden opmeten in het bodemprofiel. Voorbeelden zijn graangewassen, bieten, vlas, tijdelijk grasland en spruitkool. In de teelttabel staat de volledige lijst van de niet-nitraatgevoelige teelten.

Een bedrijf dat voor deze equivalente maatregel kiest, is volledig vrijgesteld van zowel de verstrengde bemestingsnormen als van de vanggewasverplichting in de gebiedstypes 2 en 3. 

Als een landbouwbedrijf kiest voor deze equivalente maatregel, moet het bedrijf op minimaal 80 % van het volledige bouwlandareaal (met inbegrip van tijdelijk grasland en over de gebiedstypes 0, 1, 2 en 3 heen) niet-nitraatgevoelige teelten als hoofdteelt verbouwen. Dat gebeurt met minimaal 3 verschillende teelten, die elk minimaal 5 % van het bouwlandareaal omvatten. Daarnaast moet het bedrijf op eigen kosten en op eigen initiatief tussen 1 oktober en 15 november een nitraatresidubepaling laten uitvoeren op een perceel dat door de Mestbank wordt aangeduid.

Deze equivalente maatregel kan niet gecombineerd worden met andere equivalente maatregelen of met de beheerovereenkomst waterkwaliteit.
 

2. Wintergraan na een nitraatgevoelige hoofdteelt

Het telen van wintergranen heeft verschillende milieukundige en landbouwkundige voordelen. Die equivalente maatregel kan ingezet worden als alternatief voor de vanggewasverplichting in gebiedstype 2 en 3. In de teelttabel staat de volledige indeling van de nitraat- en niet-nitraatgevoelige teelten.

Als een landbouwbedrijf kiest voor deze equivalente maatregel, moet het na het telen van een nitraatgevoelige hoofdteelt, uiterlijk 15 november 2021 wintergraan inzaaien en aanhouden als hoofdteelt in 2022.
 

3. Inzaai onbeteelde stroken

Bij bepaalde teelten worden stroken, bv. als vrije werkgang of wendakker, onbeteeld gelaten. Door op percelen met een hoofdteelt groenten van groep 1 of 2, sierteelt of boomkweek, die stroken in te zaaien met vanggewassen, wordt een alternatief aangeboden voor de vanggewasverplichting in gebiedstype 2 en 3.

Hierbij gelden de volgende bepalingen:

  • De onbeteelde stroken nemen, van de inzaai tot de oogst van de hoofdteelt, altijd minimaal 15 % van de totale oppervlakte van het perceel in.
  • Op die stroken wordt een vanggewas ingezaaid binnen de 14 dagen na het planten of inzaaien van de hoofdteelt (of uiterlijk op 15 april als de hoofdteelt voor 1 april is ingezaaid of aangeplant).
  • Op (delen van) percelen die voor 15 september geoogst worden, zaait de landbouwer uiterlijk 14 dagen erna, en uiterlijk op 15 september, een vanggewas in.
  • Voor die vanggewassen geldt de algemene aanhoudingsperiode van het Mestdecreet. Als het vanggewas beschadigd is of onvoldoende ontwikkeld is, zaait de landbouwer het vanggewas uiterlijk op 15 september opnieuw in. De zaaidichtheid stemt overeen met die van de voorwaarden voor de vergroeningsregels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB).
  • Op de onbeteelde wendakker mag de landbouwer geen dierlijke mest en geen andere meststoffen toedienen. De bemesting van de hoofdteelt met kunstmest gebeurt via geplaatste bemesting.

Percelen of delen van percelen die omwille van andere bepalingen (bv. decreet integraal waterbeleid, Mestdecreet, beheerovereenkomsten, randvoorwaarden erosiebestrijding, …) niet mogen bemest worden, kunnen niet in deze equivalente maatregel opgenomen worden.
 

4. Afvoer oogstresten

Als landbouwers stikstofrijke oogstresten van het veld verwijderen, vermijden ze dat tijdens de najaars- of winterperiode stikstof vrijkomt uit de oogstresten en uitspoelt. De afvoer van oogstresten op percelen die na 15 september geoogst worden, kan als equivalente maatregel voor de vanggewasverplichting in gebiedstype 2 en 3 toegepast worden.

De landbouwer moet de volgende voorwaarden naleven:

  • Op het perceel wordt een teelt verbouwd uit 1 van de onderstaande groepen, die geoogst wordt na 15 september:
    • Gewasgroep 1: chrysanten, sla, spinazie, schorseneren, witloof, andijvie, koolraap, veldsla, raketsla of wortelen;
    • Gewasgroep 2: aardbeien, ijsbergsla, prei, koolrabi, Chinese kool, voederbieten, stamslaboon, bladselder, bleekselder, rode biet, knolselder, knolvenkel, boerenkool, groene selder of venkel;
    • Gewasgroep 3: suikerbieten, courgette, savooikool of witte kool;
    • Gewasgroep 4: doperwten, rode kool, bloemkool, spruitkool of broccoli.
  • Bij elke oogst na 15 september verwijdert de landbouwer zo snel mogelijk, en ten laatste binnen de 7 dagen, de oogstresten van het perceel. Dat geldt zowel voor de oogst van een deel van het perceel als voor de oogst van het hele perceel.
  • Binnen de 14 dagen na de afvoer van de oogstresten, moet de landbouwer de volgende info mailen naar de Mestbank: het perceelsnummer, de datum van de oogst, de datum van de afvoer van de oogstresten en de bestemming ervan en beeldmateriaal (foto’s of een video) dat de afvoer van het betreffende perceel staaft. De landbouwer mag geen bodembewerking uitvoeren op het perceel gedurende 7 dagen na de melding.
     
  • De oogstresten worden naar een vergunde verwerkingsinstallatie voor organisch materiaal gevoerd of gebruikt als veevoeder of voor een andere hoogwaardige toepassing. De oogstresten kunnen ook op het bedrijf gecomposteerd worden om ze ten vroegste het volgende kalenderjaar op landbouwgrond op te brengen als ‘andere meststof’, volgens de betreffende bepalingen van het Mestdecreet.  De opslag van de oogstresten tot het moment van de opbrenging, gebeurt op een conforme manier zodat het afvalwater of de afvalsappen niet weglekken naar het oppervlakte- of grondwater.


Kan een landbouwer voor verschillende equivalente maatregelen kiezen?

Ja, dat kan, maar niet voor hetzelfde perceel. Er is één uitzondering: de equivalente maatregel ‘niet-nitraatgevoelige teelten als hoofdteelt’ kan niet gecombineerd worden met een andere equivalente maatregel.

Als een landbouwer de equivalente maatregel ‘wintergraan na een nitraatgevoelige hoofdteelt’, ‘inzaai onbeteelde stroken’ of ‘afvoer oogstresten’ aanvraagt, wordt automatisch ook de equivalente maatregel ‘aanvulling vanggewassen’ aangevraagd.
 

Wat houdt de automatisch toegekende equivalente maatregel ‘aanvulling vanggewassen’ in?

Alle percelen die volgens de gegevens in de verzamelaanvraag voldoen aan de vanggewasverplichting van gebiedstype 2 en 3, tellen via de automatisch toegekende equivalente maatregel ‘aanvulling vanggewassen’ ook mee voor het gerealiseerde areaal.

Als op een perceel zowel de zelf aangevraagde equivalente maatregel als de equivalente maatregel ‘aanvulling vanggewassen’ van toepassing is, kent de Mestbank de maatregel met het hoogste gewicht toe.


Hoeveel hectare equivalente maatregelen is nodig om 1 hectare vanggewas te compenseren?

De landbouwer die kiest voor equivalente maatregelen voor de vanggewasverplichting moet zijn doelareaal realiseren via een of meer equivalente maatregelen. In de onderstaande tabel ziet u hoeveel hectare van een equivalente maatregel moet worden toegepast om 1 hectare van het doelareaal te compenseren.

equivalente maatregel

aantal hectare equivalente maatregel nodig voor invulling 1 ha  doelareaal vanggewassen

wintergranen na nitraatgevoelige hoofdteelt

1,5

perceel met inzaai onbeteelde stroken

6,5

afvoer oogstresten

 gewasgroep 1 *

2

gewasgroep 2 *

1

gewasgroep 3 *

0,66

gewasgroep 4 *

0,5

aanvulling vanggewassen **

1

* Voor de indeling van de gewasgroepen, zie voorwaarden equivalente maatregel hierboven

** Deze equivalente maatregel wordt automatisch toegekend op het moment dat de landbouwer een aanvraag doet voor een van de volgende equivalente maatregelen: ‘wintergranen na nitraatgevoelige hoofdteelt’, ‘inzaai onbeteelde stroken’ en ‘afvoer oogstresten’. 


Wat moet een landbouwer doen om gebruik te maken van een equivalente maatregel?

Als een landbouwer kiest voor een equivalente maatregel dan moet hij uiterlijk op 30 april een aanvraag doen van die equivalente maatregel op het Mestbankloket in de rubriek 'Aanvragen’. Door de aanvraag te doen, verklaart de landbouwer zich akkoord met de voorwaarden voor de equivalente maatregel. Als de landbouwer kiest voor verschillende equivalente maatregelen, moet hij voor elk apart een aanvraag indienen op het Mestbankloket. Aanvragen kunnen ingediend worden vanaf 1 maart.

Als de landbouwer kiest voor de equivalente maatregelen ‘wintergranen na nitraatgevoelige teelten’, ‘afvoer oogstresten’ of ‘inzaai onbeteelde stroken’, doet hij automatisch ook een aanvraag voor de equivalente maatregel ‘aanvulling vanggewassen’.

Voor de equivalente maatregelen ‘wintergranen na nitraatgevoelige teelten’, ‘afvoer oogstresten’ of ‘inzaai onbeteelde stroken’ duidt de landbouwer uiterlijk op 30 april in de verzamelaanvraag aan op welke percelen hij die zal toepassen. Alleen de tot het bedrijf behorende percelen bouwland, die in gebiedstype 2 of gebiedstype 3 liggen, komen in aanmerking.
Er mag voor elk perceel maar 1 equivalente maatregel aangeduid worden.


Wie komt in aanmerking voor equivalente maatregelen?

Landbouwers met bouwlandpercelen in gebiedstype 2 en 3 komen in aanmerking voor een equivalente maatregel op voorwaarde dat ze:

  • geen focusbedrijf met maatregelencategorie 2 of 3 zijn;
  • geen vrijstelling hebben op basis van een bedrijfsevaluatie nitraatresidu;
  • hun Mestbankaangifte uiterlijk op 15 maart (in 2021 is dit 31 maart omwille van de coronasituatie), en hun verzamelaanvraag uiterlijk op 30 april ingediend hebben.

Landbouwers die kiezen voor een equivalente maatregel kunnen geen vanggewasovereenkomst sluiten, niet als aanbieder en niet als ontvanger.


Wat zijn de gevolgen als de equivalente maatregelen niet worden nageleefd?

De gevolgen bij het niet naleven van de bepalingen van de equivalente maatregel zijn tweeledig. Enerzijds kan een administratieve boete opgelegd worden. Daarnaast kan de landbouwer het recht verliezen om het volgende jaar een equivalente maatregel toe te passen. Dat betekent concreet het volgende.

  • Bij het niet realiseren van het doelareaal vanggewassen via equivalente maatregelen wordt een administratieve geldboete opgelegd van 1000 euro vermenigvuldigd met het volledige doelareaal. Zelfs als een deel van het doelareaal werd gerealiseerd, wordt de boete toch vermenigvuldigd met het totale doelareaal. Percelen waarop de voorwaarden van de equivalente maatregel niet werden nageleefd, tellen niet mee voor het gerealiseerde areaal.
  • Bij het niet naleven van de bepalingen van de equivalente maatregel ‘niet-nitraatgevoelige hoofdteelten op 80% van het bouwland’ (met uitzondering van de verplichte nitraatresidubepaling), wordt een boete opgelegd van 5 euro per kg werkzame N die teveel werd opgebracht in het kader van de gebiedsgerichte maatregel bemestingsvermindering.
  • Als op de aangeduide percelen niet aan alle voorwaarden van de equivalente maatregel werd voldaan, kan de landbouwer het volgende jaar geen equivalente maatregel aanvragen. Dat geldt ook als bij de nitraatresidubepaling van de equivalente maatregel ‘niet-nitraatgevoelige hoofdteelten op 80% van het bouwland’ de eerste drempelwaarde overschreden wordt.

Het is dus mogelijk dat de landbouwer op perceelsniveau niet voldeed aan de voorwaarden en daardoor in het volgende jaar geen equivalente maatregelen kan toepassen, terwijl hij toch zijn doelareaal realiseerde en dus geen boete kreeg. Omgekeerd geldt dat als de landbouwer aan alle voorwaarden op de aangeduide percelen voldeed, hij het volgende jaar opnieuw een equivalente maatregel kan aanvragen. Zelfs als hij zijn doelareaal niet kon realiseren met de equivalente maatregel en dus een boete kreeg.  

Leen Van den Bergh

Woordvoerder VLM

Sabine De Mulder

Diensthoofd dataverwerking en -analyse

Persberichten in je mailbox

Door op "Inschrijven" te klikken, bevestig ik dat ik het Privacybeleid gelezen heb en ermee akkoord ga.

Over Vlaamse Landmaatschappij

De NV Vlaamse Landmaatschappij is een Extern Verzelfstandigd Agentschap van de Vlaamse overheid onder de bevoegdheid van de Vlaams minister van Vlaams minister van Omgeving en Landbouw en van de Vlaams minister van Binnenland, Steden- & Plattelandsbeleid, Samenleven, Integratie & Inburgering, Bestuurszaken, Sociale Economie en Zeevisserij.  

Voor de Vlaamse Landmaatschappij zijn een veerkrachtige open ruimte vol leven en een dynamisch platteland het antwoord op uitdagingen als de verstedelijking, de klimaatverandering en de achteruitgang van de biodiversiteit. We versterken de open ruimte en het platteland door te investeren in bodem- en waterkwaliteit, biodiversiteit, ruimte voor voedsel en sociale cohesie. We zorgen voor een kwaliteitsvol landschap en een gezonde omgeving, waar het goed is om te leven en te werken en waar er ruimte is voor ontspanning. 

Samen met lokale en bovenlokale belanghebbenden geven we het openruimtebeleid, het plattelandsbeleid en het mestbeleid vorm en voeren we het uit op het terrein. Zo dragen we samen met onze partners bij aan de realisatie van de Europese en Vlaamse natuur-, plattelands- en milieudoelen.

De VLM werd opgericht in 1988 en stelt ongeveer 600 personeelsleden te werk via 6 kantoren te Brugge, Gent, Brussel, Leuven, Herentals en Hasselt.

De foto's in onze perskamer zijn eigendom van de Vlaamse Landmaatschappij. Het gebruik van die foto's is toegestaan mits bronvermelding (copyright Vlaamse Landmaatschappij).

Neem contact op met