Hoe denken landbouwers over beheerovereenkomsten akkerfauna

Resultaten diepte-interviews in verschillende Europese landen en lancering enquête voor alle geïnteresseerde landbouwers

Overal in Europa kennen de voor akkerbouw typische planten- en diersoorten een forse achteruitgang. Waarom slagen we er niet in om die achteruitgang te stoppen? In het Europese project PARTRIDGE proberen verschillende partners de achteruitgang van patrijzenpopulaties om te keren naar een vooruitgang. De projectpartners stellen zich o.a. de vraag hoe het instrument van beheerovereenkomsten (in Vlaanderen) of Agri-Environment Schemes (AES, in Engeland en Schotland), aangepast/ bijgesteld kan worden zodat het beter en meer bijdraagt aan de beoogde biodiversiteitsdoelstellingen. Via diepte-interviews werden inzichten gebundeld in nationale rapporten. Voor Vlaanderen resulteerde dit in een rapport met een evaluatie van het VLM instrument beheerovereenkomsten voor akkerfauna.
Aansluitend volgt nu in alle betrokken landen nog een ruime bevraging via een online enquête.

PARTRIDGE is een Interreg IVB North Sea Region project dat loopt tot midden 2023 met vijf deelnemende landen of regio’s namelijk UK - Engeland, UK - Schotland, Duitsland - Nedersaksen, Nederland en België - Vlaanderen. De concrete onderzoeksvraag van het kwalitatief onderzoek in het kader van het EU PARTRIDGE project luidt: Wat zijn de succesfactoren en verbeterpunten om de effectiviteit te verbeteren van de beheerovereenkomst voor akkerfauna?

Om een antwoord te geven op deze vraag zijn in de verschillende landen diepte-interviews afgenomen, waarvan 15 in Vlaanderen. De helft van de geïnterviewden waren landbouwers en jagers omwille van hun praktijkervaring met het instrument. De andere geïnterviewden zijn bevraagd vanuit hun rol als onderzoeker, beleidsmaker, ondernemer, adviseur voor landbouw, vertegenwoordiger van een natuurvereniging of vertegenwoordiger van de landbouwsector.

De resultaten uit de interviews zijn geclusterd in 5 thema’s. Een eerste thema bespreekt organisatie van het instrument en de inhoud van de pakketten. Een tweede thema gaat over de praktische uitvoering van de maatregelen. Een derde thema’s bundelt de mening van de respondenten over de vergoeding van de beheerovereenkomst voor akkervogels en de wijze van berekening van die vergoeding. Een vierde luik geeft de resultaten weer die te maken hebben met motivatie en vertrouwen. Een vijfde deel behandelt ten slotte de resultaten m.b.t. kennis en communicatie.

Voor Vlaanderen zijn de door de geïnterviewden vernoemde succesfactoren onder andere:

  • het belang van controle van de beheerovereenkomst en de monitoring van de resultaten op het terrein;
  • dat beheerovereenkomsten helpen in het naleven van regels zoals de 1 meter teeltvrije zone langs een beek;
  • dat landbouwers en jagers tevreden zijn over de hoogte van de vergoeding voor de beheerovereenkomst akkerfauna
  • dat landbouwers – zeker voor agrarisch natuurbeheer - de meest geschikte personen zijn om aan natuurbeheer te doen;
  • dat het belangrijk is om landbouwers te betrekken in het beheer van natuur waardoor/zodat de kennis bij de landbouwers behouden blijft.

Aandachtspunten die aan bod kwamen in de interviews waren o.a.

  • de nood aan een verfijning van de huidige beheergebieden waar een beheerovereenkomst akkerfauna aangevraagd kan worden;
  • het sterker betrekken van landbouwers met een groot deel van hun bedrijfsoppervlakte onder beheerovereenkomsten bij het bepalen van de maatregelen in de beheerovereenkomst;
  • de nood aan sensibilisering gevraagd voor het niet betreden van de beheerovereenkomst door derden; (zie eerdere berichtgeving hierover)
  • dat de motivatie om in te stappen in een beheerovereenkomsten akkerfauna nog te veel op het financiële aspect ligt en te weinig vanuit bezorgdheid over het milieu en bodem;
  • dat landbouwers vooral zelf moeten tevreden zijn over hun resultaat zodat zij zelf hun collega’s gaan motiveren om een beheerovereenkomst af te sluiten (ambassadeurschap);
  • de nood aan informatie op maat van landbouwers, wetenschappelijk correct maar vooral begrijpelijk, die uitleggen waarom bepaalde maatregelen zoals een latere maaidatum opgenomen zijn in de beheerovereenkomst.

De meeste van die succesfactoren en aandachtspunten zijn niet nieuw voor Vlaanderen en worden ook in een reeks van andere recente onderzoeken en evaluaties naar voren gebracht.

De interviews hebben de onderzoekers uit PARTRIGE geholpen om een behoorlijk goed en representatief beeld te krijgen hoe landbouwers en jagers de beheerovereenkomsten akkerfauna ervaren en beoordelen.

De VLM bereidt momenteel samen met alle projectpartners een internationaal rapport voor dat de resultaten van de verschillende landen zal bundelen en bespreken.

En hoe denkt u, als landbouwer, over de beheerovereenkomsten akkerfauna?

De volgende stap in het project is de inhoud van het kwalitatief onderzoek toetsen in een kwantitatieve bevraging bij een ruimere groep van uitsluitend landbouwers en jagers in de verschillende landen en regio’s die betrokken zijn in het project. Dit zal gebeuren via een online enquête, die van start gaat op 1 maart 2021 en 2 maanden zal lopen. Het streefdoel is minstens 1.000 antwoorden per deelnemend land te verzamelen.

De resultaten van die enquêtes zullen worden gebruikt om een verdere onderbouwing te geven aan de adviezen die vanuit het PARTRIDGE project worden opgesteld over hoe we met beheerovereenkomsten beter kunnen bijdragen aan de biodiversiteitsdoelstellingen.

De biodiversiteit in Vlaanderen staat onder druk. Niet in het minst op onze akkers en landbouwgronden. Met het EU PARTRIDGE project gaan we op zoek naar de knelpunten en succesfactoren om de planten en dieren het leven op onze Vlaamse akkers gemakkelijker te maken. Ik kijk uit naar de wetenschappelijk onderbouwde inbreng van onze landbouwers en jagers. Hopelijk kunnen zij met hun kennis vanop het veld een grote meerwaarde bieden aan dit project", zegt Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir.

                                                           >>> naar de enquête <<<

 

naar het Vlaams rapport

naar het Nederlands rapport

naar het Schots rapport

 

 

Frank Stubbe

Projectleider, VLM

Nel Ghyselinck

Auteur nationaal rapport

Amena Mili

Contactpersoon enquête

Els Seghers

Adjunct-woordvoerder VLM

Persberichten in je mailbox

Door op "Inschrijven" te klikken, bevestig ik dat ik het Privacybeleid gelezen heb en ermee akkoord ga.

Over Vlaamse Landmaatschappij

De NV Vlaamse Landmaatschappij is een Extern Verzelfstandigd Agentschap van de Vlaamse overheid onder de bevoegdheid van de Vlaams minister van Vlaams minister van Omgeving en Landbouw en van de Vlaams minister van Binnenland, Steden- & Plattelandsbeleid, Samenleven, Integratie & Inburgering, Bestuurszaken, Sociale Economie en Zeevisserij.  

Voor de Vlaamse Landmaatschappij zijn een veerkrachtige open ruimte vol leven en een dynamisch platteland het antwoord op uitdagingen als de verstedelijking, de klimaatverandering en de achteruitgang van de biodiversiteit. We versterken de open ruimte en het platteland door te investeren in bodem- en waterkwaliteit, biodiversiteit, ruimte voor voedsel en sociale cohesie. We zorgen voor een kwaliteitsvol landschap en een gezonde omgeving, waar het goed is om te leven en te werken en waar er ruimte is voor ontspanning. 

Samen met lokale en bovenlokale belanghebbenden geven we het openruimtebeleid, het plattelandsbeleid en het mestbeleid vorm en voeren we het uit op het terrein. Zo dragen we samen met onze partners bij aan de realisatie van de Europese en Vlaamse natuur-, plattelands- en milieudoelen.

De VLM werd opgericht in 1988 en stelt ongeveer 600 personeelsleden te werk via 6 kantoren te Brugge, Gent, Brussel, Leuven, Herentals en Hasselt.

De foto's in onze perskamer zijn eigendom van de Vlaamse Landmaatschappij. Het gebruik van die foto's is toegestaan mits bronvermelding (copyright Vlaamse Landmaatschappij).

Neem contact op met