Veel gelijkenissen maar ook verschillen in maatregelen voor akkerfauna in Europa

Pluspunten, valkuilen en aanbevelingen verzameld in transnationaal onderzoeksrapport in kader van project Partridge

In het voorjaar van 2021 werden de resultaten bekend gemaakt van een reeks diepte-interviews in verschillende Europese landen over de beheerovereenkomsten akkerfauna (zie eerdere berichtgeving). Belangrijkste pluspunten, valkuilen en aanbevelingen werden verzameld voor de landen betrokken in het PARTRIDGE project. Vervolgens zijn de verzamelde resultaten vergeleken en werd gezocht naar gelijkenissen en verschilpunten tussen de landen. Deze zijn beschreven in een transnationaal rapport dat hiermee een insteek kan bieden naar nieuw of aangepast beleid in de toekomst.

In het Interreg North Sea PARTRIDGE-project werken 12 Europese partners in 10 demonstratie­gebieden samen om de biodiversiteit op de landbouwgrond in alle demonstratiesites met 30% te verhogen. Het project loopt van 2017 tot medio 2023.

Het PARTRIDGE-project omvat een socio-economisch onderzoekspakket, onder coördinatie van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) met een transnationale vergelijking van de meningen van landbouwers en belanghebbenden over de doeltreffendheid van de huidige agromilieumaatregelen.

In het rapport werden de antwoorden van de 74 geïnterviewden uit de partnerlanden geclusterd in vijf thema's. In elk van deze thema’s werd gezocht naar de verschillen en overeenkomsten tussen landen.

De succesfactoren zijn aspecten waarbij respondenten een positieve beoordeling gaven over agromilieu­maatregelen in hun land. Omgekeerd waren er ook onderwerpen waar geïnterviewden een behoefte aan verbetering meldden. Zowel succesfactoren als verbeterelementen kunnen potentiële leerpunten zijn.

Zonnebloemen typeren het partridgemengsel
Zonnebloemen typeren het partridgemengsel

THEMA 1 ORGANISATIE VAN HET INSTRUMENT EN INHOUD VAN DE PAKKETTEN

De grootste verschillen zaten in

  • de advisering van de agromilieumaatregelen: in Nederland waren de geïnterviewden zeer tevreden over het werken met hun collectieven en in Vlaanderen met de individuele begeleiding door VLM adviseurs;
  • de toegang tot de agromilieumaatregelen;
  • de controle van de agromilieumaatregelen: in alle partnerlanden, behalve in Vlaanderen, werd dit gezien als een obstakel voor de invoering van agromilieumaatregelen. In Engeland en Schotland heerst een zeer kritische houding ten opzichte van de overheidsinstanties en de controle van de agromilieumaatregelen;

Het gebrek aan monitoring van de resultaten werd in alle landen als een knelpunt of valkuil gesignaleerd. Daarnaast meldden alle partners dat de geïnterviewden suggesties hebben gedaan voor het aanpassen van inhoud van de beheerpaketten. Sommigen zouden de beheerpaketten willen aanpassen naar de lokale, regionale omstandigheden, terwijl anderen het toepassingsgebied willen uitbreiden of de agromilieumaatregelen willen openstellen voor andere grondbeheerders dan landbouwers.

Terreinbezoek met landbouwers in Nederland, ​
samen evalueren en discussiëren op het veld (c) Jochem Sloothaak
Terreinbezoek met landbouwers in Nederland, ​
samen evalueren en discussiëren op het veld (c) Jochem Sloothaak

THEMA 2 UITVOERING VAN DE MAATREGELEN

Successen en valkuilen hadden te maken met:

  • de integratie van het beheer van de agromilieuregeling in de bedrijfsvoering. Het gaat dan o.a. om zaken die landbouwers sowieso al wilden doen of verplicht zijn te doen, het hebben van geschikte machines en een gebruik voor het grasmaaisel;
  • de flexibiliteit van de maatregelen: meer bepaald de mogelijkheid om de breedte of de locatie van de maatregelen aan te passen;
Experimenteel bloemenveld in de Isabellepolder, Vlaanderen (c) Korneel Verslyppe
Experimenteel bloemenveld in de Isabellepolder, Vlaanderen (c) Korneel Verslyppe

THEMA 3 VERGOEDING

Tussen de landen blijken grote verschillen te bestaan in de vergoeding die betaald wordt voor de agromilieuregelingen. De landbouwers lijken zich echter niet bewust te zijn van deze verschillen tussen de landen.

Uit verschillende interviews (Nederland, Vlaanderen, Duitsland-Nedersaksen) blijkt dat het financiële aspect een belangrijke stimulans is om agromilieumaatregelen op te nemen. Veel landbouwers zijn van mening dat de betaling van de maatregelen volledig hun kosten en inspanningen moeten dekken, wat volgens hen niet het geval is.

Nederland is het enige deelnemende land waar de betaling varieert op basis van de lokale regionale omstandigheden. Geïnterviewden uit andere partnerlanden stonden positief tegenover het idee van alternatieve betalingssystemen, waarbij het niveau van de betalingen van de agromilieumaatregelen varieert afhankelijk van het bodemtype en zeker naar gelang de resultaten (bv. verhoging biodiversiteit) die zijn verkregen voor de geleverde inspanningen. Zij zijn echter ook van mening dat dergelijke alternatieve systemen bureaucratisch complex en moeilijk te implementeren zouden zijn.

Landbouwers uit Hampshire bezoeken de demovelden in Rotherfield (c) Kevin Milner
Landbouwers uit Hampshire bezoeken de demovelden in Rotherfield (c) Kevin Milner

THEMA 4 ​ KENNIS en COMMUNICATIE

Helder communiceren met de landbouwers, zowel via formele training (bijv. via landbouweducatie)of met informele training (bijv. door het delen van de monitoring resultaten) vindt iedereen noodzakelijk.

Er kwamen suggesties om landbouwers te laten samenwerken om zo kennisdeling te vergroten.

Alle partners concludeerden uit de interviews dat er nog ruimte is voor verbeteringin de schriftelijke begeleiding bij agromilieumaatregelen. Het kan hierbij bv gaan om duidelijker en aantrekkelijker teksten, die beter aangepast zijn aan de doelgroep(en), met meer wetenschappelijk bewijs over hoe betere biodiversiteitsresultaten te behalen.

Kennisuitwisseling met Vlaamse landbouwers in het Verenigd Koninkrijk (c) Korneel Verslyppe
Kennisuitwisseling met Vlaamse landbouwers in het Verenigd Koninkrijk (c) Korneel Verslyppe

THEMA 5 ​ MOTIVATIE EN VERTROUWEN

Het gevoel iets positiefs bij te dragen tot het milieu, vormde in alle landen de motivatie van de landbouwer om in een systeem van agromilieumaatregelen te stappen. In landen met relatief hoge vergoedingen (Nederland, Vlaanderen en Duitsland-Nedersaksen) is het financiële aspect waarschijnlijk meer doorslaggevend dan een waargenomen positief effect op het milieu. De landbouwers die ook jager zijn, doen mee omdat de maatregelen ook meer wild aantrekken.

In alle landen waren landbouwers die al vertrouwd zijn met agromilieumaatregelen, eerder geneigd om hiermee door te gaan. De angst voor het (negatieve) oordeel van andere landbouwers kwam overal terug als reden om geen agromilieuregeling te starten.

In Duitsland (Nedersaksen), Schotland en Engeland speelde het wantrouwen jegens de overheid een rol bij het niet uitvoeren van een agromilieumaatregel.

In Engeland, Schotland en Vlaanderen stelden de respondenten voor om meer nadruk te leggen op de mogelijke commerciële voordelen die kunnen voortvloeien uit de maatregelen om landbouwers te motiveren om deel te nemen.

Landbouwerkoppel bij hun bruine kiekendiefnest - Oude Doorn, Nederland (c)Marco Renes
Landbouwerkoppel bij hun bruine kiekendiefnest - Oude Doorn, Nederland (c)Marco Renes

HET VERVOLG

In dit onderzoek op basis van 74 interviews stonden de opinies van de geïnterviewden centraal. De resultaten zijn gebruikt om een enquête vorm te geven die weids verspreid werd in de partnerlanden begin 2021 bij een ruimere groep van landbouwers.

Met de enquête hopen we de leerpunten uit de nationaal rapporten en dit internationaal rapport te onderbouwen om zo aanbevelingen te kunnen doen vanuit het PARTRIGDE project om agromilieumaatregelen in de toekomst nog te verbeteren. De resultaten van de enquête worden in het najaar van 2022 verwacht.

 

Auteur van het rapport: Nel Ghyselinck, VLM (nel.ghyselinck@vlm.be)

 

MEER LEZEN

Het volledige rapport (Engelstalig)

Meer informatie over het project Partridge

Els Seghers

Adjunct-woordvoerder VLM

 

 

Persberichten in je mailbox

Door op "Inschrijven" te klikken, bevestig ik dat ik het Privacybeleid gelezen heb en ermee akkoord ga.

Over Vlaamse Landmaatschappij

De NV Vlaamse Landmaatschappij is een Extern Verzelfstandigd Agentschap van de Vlaamse overheid onder de bevoegdheid van de Vlaams minister van Vlaams minister van Omgeving en Landbouw en van de Vlaams minister van Binnenland, Steden- & Plattelandsbeleid, Samenleven, Integratie & Inburgering, Bestuurszaken, Sociale Economie en Zeevisserij.  

Voor de Vlaamse Landmaatschappij zijn een veerkrachtige open ruimte vol leven en een dynamisch platteland het antwoord op uitdagingen als de verstedelijking, de klimaatverandering en de achteruitgang van de biodiversiteit. We versterken de open ruimte en het platteland door te investeren in bodem- en waterkwaliteit, biodiversiteit, ruimte voor voedsel en sociale cohesie. We zorgen voor een kwaliteitsvol landschap en een gezonde omgeving, waar het goed is om te leven en te werken en waar er ruimte is voor ontspanning. 

Samen met lokale en bovenlokale belanghebbenden geven we het openruimtebeleid, het plattelandsbeleid en het mestbeleid vorm en voeren we het uit op het terrein. Zo dragen we samen met onze partners bij aan de realisatie van de Europese en Vlaamse natuur-, plattelands- en milieudoelen.

De VLM werd opgericht in 1988 en stelt ongeveer 600 personeelsleden te werk via 6 kantoren te Brugge, Gent, Brussel, Leuven, Herentals en Hasselt.

De foto's in onze perskamer zijn eigendom van de Vlaamse Landmaatschappij. Het gebruik van die foto's is toegestaan mits bronvermelding (copyright Vlaamse Landmaatschappij).

Neem contact op met