Over waterbeheer in de polder van de toekomst
Hoe de klimaatverandering ons aanzet om het polderlandschap te veranderen
13 juli 2023
‘Het landinrichtingsplan Oudlandpolder I is het antwoord op de vraag: wat kan de VLM doen om de polder klimaatbestendig te maken?’ Zo steekt Wim Van Isacker, projectleider van het landinrichtingsproject Oudlandpolder, van wal in een boeiend gesprek over het waterbeheer in de Oudlandpolder. In juni hielden Blankenberge, Bredene, Brugge, De Haan en Zuienkerke een openbaar onderzoek over het landinrichtingsplan waar water als een rode draad doorheen loopt. Maar waarom is de polder zo kwetsbaar voor klimaatverandering? Wat betekent ‘klimaatbestendig’ hier concreet? En waar heeft de VLM zich op gebaseerd om tot dit landinrichtingsplan te komen? Zet je schrap voor een royale portie achtergronden bij een ambitieus plan waar we in West-Vlaanderen de komende jaren onze tanden in zetten.
Wim: ‘Klimaatbestendig’ of ‘klimaatrobuust’ lijkt misschien abstract, maar het gaat erover dat we als maatschappij een antwoord moeten vinden op concrete bedreigingen. Want voor de gevolgen van de klimaatverandering liggen de polders in de vuurlinie. De gevaren komen zowel vanuit de zee als vanuit het land.
Hoezo?
De zeespiegelstijging kan er tot overstromingen leiden als de kustverdediging niet volstaat. Klimaatwetenschappers verwachten een stijging van de zeespiegel tussen 60 en 110 cm tegen 2100, en een sterkere stijging is niet uit te sluiten. Maar ook het hinterland vormt een bedreiging voor de polder. Want bij een teveel aan water in het binnenland is de polder de laatste uitwijkmogelijkheid voor het water. Bovendien, het water uit het hinterland stroomt door het hoogteverschil tussen het polder- en zeewaterpeil bij laagtij vanzelf naar de zee. Door de zeespiegelstijging zal het ‘lozingsvenster’, dat is de tijdsspanne waarin het water in zee geloosd kan worden, steeds kleiner worden. Dat doet de kans op overstromingen in het hinterland bij hevige regenval toenemen. Wordt de zeespiegel te hoog, dan zullen we pompen moeten gebruiken, zoals in de meeste Nederlandse en Franse polders.
En dan heb je nog de toenemende droogte?
Juist. In de polders laten de steeds drogere zomers zich extra hard voelen. In de Oudlandpolder, en bij uitbreiding alle polders, leidt droogte in toenemende mate tot verzilting van waterlopen en polderbodems. Doordat de polders vroeger onder invloed van de zee stonden, is het water in de ondergrond er zout. Door regenwater ontstond in de loop der eeuwen bovenop deze zoute laag een zoetwaterlaag. Op sommige plaatsen in de polder zit het zoute grondwater slechts enkele meters diep. Bij langdurige droogte verkleint de zoetwaterlaag en komt het zoute grondwater naar boven. Het toenemende zout (= verzilting) in de waterlopen zorgt ervoor dat het water ongeschikt wordt als drinkwater voor vee of beregeningswater voor gewassen. Het zoute water kan zelfs de wortelzone van gewassen bereiken met verminderende opbrengsten en kwaliteitsverlies van de bodem tot gevolg.
Doen we niets aan de wateraanvoer in de polder, dan zou verzilting de landbouw in de polder tegen 2045 bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken. En uiteraard kampen de polders, net zoals andere streken, met hevige onweders en extreme regenval. Terwijl Wim deze woorden uitspreekt, barst er een enorm onweer los. Er valt alweer veel regen op korte tijd.
We weten dus dat we in de toekomst - maar die is al begonnen - voor de landbouw en de natuur soms te weinig en soms te veel water zullen hebben. Dat het niet of te veel regent, daar kunnen we niet op ingrijpen. Wel kunnen we ons zo organiseren dat we zo weinig mogelijk last hebben van deze barre fenomenen. En hier komt dan het Raamakkoord uit 2020 in beeld.
Dat klinkt ietwat abstract…
Toch niet. Het raamakkoord is een overeenkomst over het waterbeheer in de Oudlandpolder, in 2020 door 20 partijen ondertekend. Er waren in die tijd discussies over het waterbeheer, en gouverneur Carl Decaluwe heeft toen alle spelers bij elkaar gebracht. Hij trok het gesprek open naar de lange termijn. ‘Als we verder kijken dan de waan van de dag, dan zullen we makkelijker gemeenschappelijke doelen vinden’, zo redeneerde hij. En dat is vruchtbaar gebleken. Geen enkele sector ontsnapt aan de klimaatproblematiek, dus iedereen rond de tafel kon zich vinden in de uitgangspunten: (1) het toekomstig waterbeheer moet in de Oudlandpolder zo zijn dat we meer sturingsmogelijkheden hebben om water op te houden. En (2) we moeten de peilen zo kunnen beheren dat ze gericht zijn op de behoeften van de gebruikers, in verschillende (deel)gebieden. Het raamakkoord bevat dus afspraken voor de toekomst over de aanvoer en afvoer van water voor landbouw en natuur, over waterbuffering, over de verhoging van de opslagcapaciteit, en over het aanspreken van andere dan de huidige waterbronnen.
Om te zorgen dat zo'n raamakkoord geen dode letter blijft, moet je het dan vertalen naar een heel concreet niveau op het terrein. En dan komt landinrichting ten tonele. Voor de VLM hield de ondertekening van het raamakkoord tegelijk de opdracht in om een onderzoek naar de haalbaarheid voor een landinrichtingsproject Oudlandpolder op te starten. Landinrichting is één van de instrumenten om de gemaakte afspraken om te zetten in concrete ingrepen. En om dus veranderingen op het terrein te realiseren.
Ondertussen zijn we drie jaar verder…
En het eerste landinrichtingsplan is een feit. Omdat we met landinrichting geïntegreerd werken, hebben we naast de aanvoer en afvoer van water ook de andere openruimtethema’s meegenomen: natuurherstel en -behoud, bebossing, erfgoed, verkeersveiligheid, recreatie, aantrekkelijke leefomgeving, enz.
Het recente peilbesluit van de Vlaamse regering zegt dat overal in Vlaanderen afspraken over het peilbeheer gemaakt moeten worden. Samen met de Vlaamse Milieumaatschappij spelen we met landinrichting in de Oudlandpolder een pioniersrol. Onze aanpak hier en onze gezamenlijke aanpak in de Blankaart zijn mogelijk een voorbeeld voor andere kustpolders.
Wat zijn de belangrijkste elementen uit het landinrichtingsplan?
Eenvoudig samengevat bevat het plan zeven deelprojecten in vijf verschillende gemeenten: Blankenberge, Bredene, Brugge, De Haan en Zuienkerke. Wat hebben ze gemeenschappelijk? Ze zijn op dit moment haalbaar. We hebben voldoende onderzoek gedaan om te weten dat ze uitgevoerd kunnen worden, technisch en juridisch. We denken dat er voldoende draagvlak voor is. Ze zijn verscheiden van aard, maar water is uiteraard het centrale element.
De 7 deelprojecten zijn:
Twee Speyen: het vernieuwen van een historische sluis die functioneert als de belangrijkste waterinlaat van de Oudlandpolder (Brugge).
Pompgemaal Meetkerke: het inrichten van een voormalig pompgebouw als onthaal- en educatieve ruimte (Zuienkerke).
Oostelijke deelgebieden Uitkerkse Polder: het instellen van een peilbeheer gericht op natuurdoelen en meer waterbuffering voor een deel van de Uitkerkse Polder (Blankenberge, De Haan, Zuienkerke). Groene Rand Blankenberge/Uitkerkse Polder: de aanleg van een toegankelijke groene stadsrand en extra waterbuffering (Blankenberge). Parkbos Vicogne: de aanleg van een parkbos voor het stedelijk gebied Oostende met extra waterbuffering (Bredene).
Duinbossen: het verbeteren van het bezoekersonthaal in de Duinbossen (De Haan)
Toegangspoort Zwankendamme: het creëren van een veilige toegang voor het dorp Zwankendamme en bijkomende waterbuffering (Brugge).
De zeven deelprojecten hebben we in functie van het openbaar onderzoek in juni samengevat in zeven persberichten (die je kunt lezen via de groene linken). Als ik vraag om twee watergebonden deelprojecten toe te lichten, welke kies je dan?
Het eerste is de vernieuwing van de historische sluis Twee Speyen in Brugge. Het tweede is een set van ingrepen om in een deel van de Uitkerkse Polder een hoger peilbeheer te kunnen instellen.
Wat Twee Speyen betreft: je zou kunnen denken dat dat een klein restauratieproject is. De vroegere sluis werkt de laatste 50 jaar alleen nog als waterinlaat, en is behoorlijk vervallen. Maar het is de belangrijkste inlaat van zoet water in de hele Oudlandpolder. Via landinrichting gaan we de waterinlaat stuurbaar maken van op afstand. We zorgen ook voor een betere regeling en voor monitoring van de inlaatdebieten. Dat is nodig om in de toekomst beter en zuiniger met water te kunnen omspringen in periodes van droogte. Deze modernisering is zeer belangrijk voor de toekomst van de polder. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ze symbool staat voor het hele landinrichtingsproject.
Toch is het deelproject Uitkerkse Polder zwaarwichtiger?
Dat klopt. Het is een omvangrijk project, budgettair en ook qua impact op de omgeving. In het oostelijk deel van de Uitkerkse Polder, een gebied van ongeveer 450 ha dat voor 70% in natuurbeheer is, gaan we het waterpeil afstemmen op de behoeften van de natuur. Ook dat is afgesproken in het raamakkoord. Terwijl een peil gericht op landbouw veeleer schommelt doorheen het jaar - laag in de winter, hoog in de zomer, iets lager in het najaar, gaan we hier voor een peil dat zo constant mogelijk is en dat hoger ligt dan het gemiddelde peil. Zo kunnen we de Natura-2000-doelstelling voor natte natuur halen. Dat betekent dat we het natuurgebied hydrologisch moeten isoleren van de rest van de polder. Door nieuwe scheidingswaterlopen aan te leggen tussen het landbouw- en natuurgebied of tussen natuurgebied en woongebied, zorgen we ervoor dat twee naast elkaar liggende gebieden een ander peilbeheer kunnen hebben. Door stuwtjes en gronddammen te bouwen, zorgen we dat het water binnen de zones met verhoogd waterpeil blijft.
Dat is geen goed nieuws voor de landbouw in het gebied?
70% is hier al in natuurbeheer. Ongeveer 30% van het gebied is nog in landbouwgebruik. Een deel van de landbouwpercelen sluiten we uit van de effecten van de peilverhoging door stuwen meer landinwaarts te plaatsen. Dat kunnen we doen voor drie landbouwbedrijfszetels en hun huiskavels binnen het projectgebied. Daarnaast voorzien we vergoedingen voor percelen die we om technische redenen niet hydrologisch kunnen isoleren. Daar geven we een eenmalige schadevergoeding aan de landbouwgebruikers, berekend op basis van de huidige teelten. Ook de eigenaars vergoeden we, want hun grond vermindert in waarde door de peilverhoging. Verder is er een tiental landbouwers voor wie we ruilgronden gaan zoeken, omdat ze gronden gebruiken die in de toekomst permanent te nat zullen zijn voor de huidige teelten. Kortom: er is hier geen toekomst weggelegd voor traditionele landbouw, dat weten we al tientallen jaren. Maar de VLM laat de landbouwers niet in de steek. We hebben contact met alle landbouwers en zoeken oplossingen op maat.
Je begrijpt dat de hele inrichting voor de natuur plus het landbouweconomische luik van dit project veel mankracht, veel middelen en veel overleg zal vragen. Hier ligt dus het zwaartepunt van het landinrichtingsplan. Maar vergis je niet: ook hier speelt het klimaat een belangrijke rol. De droge zomers van de voorbije jaren zijn voor de natuur even nefast als voor de landbouw. De klimaatverandering maakt dat we ook voor de natuur extra inspanningen moeten doen.
In verschillende deelprojecten zorgen we voor extra waterbuffer. Dat betekent dat we ruimte creëren waar water zich tijdelijk kan ophouden om overstromingen te voorkomen, of voordat het de landbouw of de natuur van dienst is. Is waterberging dan niet aan de orde in de Oudlandpolder?
Het klopt dat we in het huidige project heel wat waterbuffers voorzien. We doen dat op voor de hand liggende plaatsen. Bijvoorbeeld door de Blankenbergse Vaart te verbreden. Zo verdelen we de last over vele eigenaars en gebruikers van gronden. Waterberging betekent dat je water opslaat om het te gebruiken als je het nodig hebt. We weten dat er op termijn in de Oudlandpolder 300.000 à 400.000 m3 extra waterberging nodig is voor de landbouw en de natuur om langere droogteperiodes te overbruggen of verzilting tegen te gaan. Die cijfers veronderstellen dat de landbouwers hun teeltkeuzes niet veranderen en dat de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuur ongewijzigd blijven.
Er is een Ruimtelijk Uitvoeringsplan Oudlandpolder in voorbereiding voor de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur. Een van de vragen is om ruimte te voorzien voor waterberging in de polder. Want het water moet nu eenmaal ergens opgeslagen worden, maar waar dan precies? Die ruimtelijke discussie moet nog gevoerd worden en in die zin is waterberging op dit moment nog niet aan de orde. Het is ook een optie om water in de bodem te stockeren en het later op te pompen. Ook daarvoor staat het juridisch kader nog niet op punt.
Het landinrichtingsplan heet ‘Oudlandpolder I’. Dat veronderstelt minstens nog een landinrichtingsplan Oudlandpolder II ?
Inderdaad. We willen drie of vier landinrichtingsplannen opmaken, telkens met de volledige Oudlandpolder als perimeter. Zo kunnen we in het hele gebied actief zijn. De voorbereiding van het landinrichtingsplan Oudlandpolder II loopt al. Het gaat waarschijnlijk opnieuw over waterbuffering, waterinlaten, nieuwe gebieden met een aangepast peilbeheer. Evengoed kan het plan flankerende maatregelen bevatten voor bovenlokale projecten zoals Ventilus, de nieuwe zeesluis van Zeebrugge en de kustverdediging.
Er wachten ons ongetwijfeld nog boeiende tijden. Bedankt, Wim en veel succes.